paardentram

Tramlijn Gouda-Bodegraven

Het einde

Het leek allemaal zo mooi te zijn. De tram die reed zijn ritjes. De negen paarden (verzorgd door e-e- stalknecht) liepen op en neer en trokken de vier rijtuigen die door de twee koetsiers en de twee conducteurs werden begeleid voor een bedrijf dat door e-e- directeur en een part-time boekhouder werden geleid. Dag in dag uit ging het leven gewoon verder....

Totdat.....

In 1914 brak de eerste wereldoorlog uit. In eerste instantie had de Rijnstreek er niet zoveel mee te maken. Maar de prijzen stijgen. Met name de prijs van het voer van de paarden loopt sterk omhoog en de bescheiden winst slaat om in een verlies. Het gaat nog even goed, totdat op 19 september 1917 de Rijnbode (de lokale krant) moet melden dat:

"onze paardentram de dienst moet opgeven. Wegens gebrek aan voeder voor de paarden wordt de dienst met 1 October a.s. gestaakt. Jammer genoeg, want hoe gebrekkig dit communicatiemiddel ook is, het was voor velen van groot gemak en ook om zijn matig tarief zeer gewild".

 

remise bodegraven
De Goudsestraatweg in Bodegraven. Achter de mannen op
klompen is de remise te zien

 

Een laatste poging

Maar de burgemeester van Bodegraven, tevens voorzitter van de Straatweg, Hendrik Le Coultre, is het er nog niet mee eens. Hij denkt nog mogelijkheden te zien om de exploitatie voort te zetten. Hij begint een actie en schrijft aan de diverse gemeentebesturen een brief, waarin hij vraagt om een financiële bijdrage. Hij stelt voor om als gemeenten dan maar zelf de exploitatie in handen te nemen. Dat laatste wil geen van de gemeenten. Gouda en Reeuwijk willen wel een beetje subsidie bijdragen, men denkt aan een bedrag van ƒ 300,- per jaar. Maar Le Coultre stelt het bedrag dat nodig is op zeker ƒ 50.000,-.

Met dergelijk kleine subsidiebedragen is er uiteraard geen mogelijkheid de dienst te verlengen. Bovendien is het materieel erg versleten. Naast het genoemde bedrag zou er ook binnenkort ook extra geld bijmoeten om nieuwe rijtuigen aan te kopen. Voortzetting blijkt dus ver buiten de financiële mogeljikheden te liggen.

Inmiddels mag de Rijnbode nog vermelden, dat de exploitatie in verband met de onderhandelingen tot 8 oktober is verlengd. Uiteindelijk kwam er nog een week bij, maar op maandag 15 oktober reed de tram dan toch echt voor het laatst. Zonder versieringen en plechtigheden werd het laatste rijtuig na de laatste rit door het laatste paard in de remise gezet.

Op zaterdag 20 oktober werd het publiek in een advertentie in de krant opgeroepen om de veiling van 23 oktober bij te wonen. Er werd van alles verkocht:

"vier trampaardenrijtuigen, haverpletter, hooisnijder, paardentreemolen, slijpsteen, bascule met gewichten, een partij stalgereedschap"

en nog van alles meer. 's Morgens kon alles worden bezichtigd, in de middag werd alles per veiling verkocht. Eén van de rijtuigen blijkt te zijn verkocht aan de GTS (gemeentetram Sloten), die het tot 1922 gebruikte op haar lijn Amsterdam-Sloten. Wat er met de rest van het materieel en met de paarden is gebeurd is niet bekend.

Voor de rails bleek nog een goede bestemming te zijn. Omdat de ijzerprijzen in de oorlogstijd ook flink waren gestegen, konden deze voor een goed bedrag worden verkocht aan de mijnen in Limburg, waar intern transport in de gangen met smalspoor plaatsvond, en waar het 75 cm spoor nog goed kon worden gebruikt.

Deze pagina is onderdeel van de Websites van Wim Kusee